Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AQ9971

Datum uitspraak2004-09-02
Datum gepubliceerd2004-09-08
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers17/080143-04 VEV
Statusgepubliceerd


Indicatie

Mensenhandel, prostitutie, veroordeling


Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden Sector strafrecht VERKORT VONNIS Uitspraak: 2 september 2004 Parketnummer: 17/080143-04 VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte: [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [adres], thans gedetineerd in PI Noord, HvB De Blokhuispoort, te Leeuwarden. De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 19 augustus 2004. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.C. Mollema, advocaat te Grou. TELASTELEGGING Aan verdachte is telastegelegd dat: hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2004 tot en met 29 juni 2004, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, en/of (elders) in Nederland en/of buiten Nederland, een of meer anderen, genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] door geweld of één of meer andere feitelijkheden of door bedreiging met geweld of bedreiging met één of meer andere feitelijkheden heeft gedwongen of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling of onder voornoemde omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan verdachte wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat die ander zich daardoor tot het verrichten van die (sexuele) handelingen beschikbaar stelde, en/of een of meer personen te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft aangeworven en/of meegenomen met het oogmerk die personen in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en/of opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van een of meer ander(en) (te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]) met een derde tegen betaling terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander(en) zich onder de hierboven genoemde omstandigheden beschikbaar stelt/stellen tot het plegen van die handelingen bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of bedreiging met die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bestaande die (ondernomen) handeling(en) hieruit dat verdachte 1. [slachtoffer 1] de reis voor die [slachtoffer 1] heeft geregeld van Roemenië naar Nederland en/of haar heeft ondergebracht in een gelegenheid alwaar zij zich kon prostitueren en/of tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij de reiskosten aan hem, verdachte, moest terug betalen en/of telkens (een groot deel van) het door die [slachtoffer 1] in de prostitutie verdiende geld in ontvangst heeft genomen of laten nemen en/of tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij te weinig verdiende en hij, verdachte, haar naar Duitsland zou (laten) brengen en/of 2. [slachtoffer 2] met die [slachtoffer 2] naar Nederland is gereisd en/of die [slachtoffer 2] heeft ondergebracht in een gelegenheid alwaar zij zich kon prostitueren en/of telkens (een groot deel van) het door die [slachtoffer 2] in de prositutie verdiende geld in ontvangst heeft genomen en/of die [slachtoffer 2] telkens heeft gebeld om te informeren of zij geld had verdiend en/of die [slachtoffer 2] (telkens) naar het werk heeft gebracht en die [slachtoffer 2] daar (telkens) heeft opgehaald; (Art. 250 a lid 1 en/of lid 2 en/of lid 4 Wetboek van Strafrecht). In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht het telastegelegde bewezen, met dien verstande dat: hij in de periode van 1 mei 2004 tot en met 29 juni 2004, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, een persoon, te weten [slachtoffer 1], heeft aangeworven met het oogmerk die persoon in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, bestaande de ondernomen handelingen hieruit dat verdachte de reis voor die [slachtoffer 1] heeft geregeld van Roemenië naar Nederland en haar heeft ondergebracht in een gelegenheid alwaar zij zich kon prostitueren en tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij te weinig verdiende en hij, verdachte, haar naar Duitsland zou (laten) brengen. De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht. KWALIFICATIE Het bewezene levert op het misdrijf: Een persoon aanwerven met het oogmerk die persoon in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling. STRAFBAARHEID VERDACHTE De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken. STRAFMOTIVERING De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking: - de aard en de ernst van het gepleegde feit; - de omstandigheden waaronder dit is begaan; - de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister en het voorlichtingsrapport; - de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het telastegelegde tot 8 maanden gevangenisstraf; - het pleidooi van de raadsman. Ten aanzien van verdachte is bewezen verklaard dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan een vorm van mensenhandel. Verdachte heeft voor een vrouw, die in Roemenië in slechte financiële omstandigheden verkeerde, geregeld dat zij in Nederland in de prostitutie kon gaan werken. Daarbij is tevoren de afspraak gemaakt dat zij vijftig procent van haar verdiensten aan hem zou afstaan. Voor een dergelijk misdrijf is oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval, waarin niet is gebleken van dwang of geweld, kan worden volstaan met een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN De rechtbank heeft gelet op artikel 250a van het Wetboek van Strafrecht. DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT RECHTDOENDE: Verklaart het telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt verdachte te dier zake tot: Een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden. Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan de duur van de aan verdachte onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf. Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij. Dit vonnis is gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. G.A.M. Peper en mr. H.R. Bax, rechters, bijgestaan door T.L. Komrij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 september 2004. Mr. Bax is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.